Bord 1: Stefan 1 – 0
Mijn tegenstander opende met 1. f4, de Bird-opening. Uiteraard probeerde ik meteen
met 1… e5 een gambiet te spelen, maar hij weigerde dit. Dit gaf mij de kans om
actiever te ontwikkelen, en ik kwam beter uit de opening.
Opvallend was dat mijn tegenstander geen koffie dronk, maar direct aan het bier
ging. Misschien verklaarde dat zijn snelle spel, want hij speelde alles a tempo, alsof
hij de zetten al uit het hoofd kende. Ik nam mijn tijd, observeerde zijn plannen en zag
een kans. In plaats van direct te reageren, bereidde ik een kleine tactische val voor.
Toen het moment daar was, trapte hij erin, en ik won een vol stuk. Met dat
materiaalvoordeel was het slechts een kwestie van nauwkeurig uitspelen.
Na een uur spelen was de partij beslist – de kortste wedstrijd van het seizoen!
Bord: 2 Lester 2,5 – 0,5
Op bord 2 mocht Lester het opnemen tegen Henk Cornelisse, die normaal
gespoken op bord 1 zou zitten.
Waar ik in de interne competitie enthousiast ben begonnen met het damegambiet,
ondanks mijn nog beperkte kennis ervan, moet ik extern toch aan het teamresultaat
denken.
Zodoende opteerde ik weer voor het oude vertrouwde Londen systeem.
De opening verliep voorspoedig, waarbij mijn tegenstander uitkwam in een exchange
caro-kann maar dan met de loper nog binnen de pionstructuur.
Daarmee kwam toch de Carlsbad structuur weer op het bord, zij het met de kleuren
omgedraaid t.o.v. het damegambiet. Deze structuur is onderwerp van wederom een
goed boek van Herman Grooten: “Begrijp wat je doet – Damegambiet structuren”
Wat ooit begon als een artikel van twee bladzijden in schaakmagazine, is een mooi
boek geworden over de plannen voor wit en de tegenmaatregelen van zwart.
Die bewuste tegenmaatregelen waren dus voor mij nu relevant, waaronder ook het
starten van een eigen minderheidsaanval op de koningsvleugel.
Het grote verschil met de minderheidsaanval op de damevleugel is wel dat je
koningsstelling wordt opengegooid en het moet op verantwoorde wijze gespeeld
worden.
Mooie voorbeelden waarbij dit goed uitgevoerd wordt zijn Bobotsov – Petrosian in
1968 en Schmidt – Sveshnikov in 1977
In mijn geval moet ik bekennen dat ik wel ‘A’ heb gezegd met het opspelen van mijn
g-pion, maar ‘B’ nooit is gevallen
Ondanks dat ik vrijwel de hele partij iets beter stond, koos ik ervoor het
remiseaanbod van mijn opponent te accepteren om onze voorsprong als team te
behouden.
Bord 3: Sven 4 – 2
Ik speelde de Caro-Kann, en de ruilvariant met exd5 kwam op het bord. De witveldige
lopers werden afgeruild, en in het middenspel was mijn plan om een
minderheidsaanval op de damesvleugel in te zetten. Ik slaagde erin om een
geïsoleerde dubbelpion op de a-lijn, en een geïsoleerde d-pion te creëren, maar
speelde dit vervolgens niet handig. Ik liet de witte damen infiltreren, en in combinatie
met een wit paard werd de zwakke a-pion juist een sterke vrijpion. Een verkeerde ruil
leidde tot een winnend eindspel voor wit, en ik kon weinig anders doen dan opgeven.
Bord 4: Rob 3,5 – 0,5
Bord 5: Bram 4 – 1
Ik mocht deze wedstrijd op het 5e bord aantreden. Na een iets andere volgorde van
zetten kwam een geweigerd damegambiet op het bord. Ik was redelijk tevreden met
hoe ik uit de opening kwam en vond dat ik een iets betere stelling had. Na een
onnauwkeurigheid van mijn tegenstander kon ik een sterke aanval op de
koningsstelling creeren. Op dit moment liep ik een rondje langs de borden en kreeg
een goed gevoel bij het kijken naar de andere borden. Stefan had al gewonnen en
Thomas zette ook zijn winnende combinatie in. Naast mij stond Rob ook duidelijk
beter. Minimaal remise bij mij zou dan ook niet ongunstig zijn. Met dit in gedachte
besloot ik iets meer druk op de stelling uit te oefenen wat er voor zorgde dat ik een
pion won en de stelling van mijn tegenstander verzwakte. Helaas was ik hierin iets te
onnauwkeurig en liet ik mijn loper insluiten. Ik had nog genoeg compensatie voor
mijn loper om door te spelen. Ondertussen waren de wedstrijden op de andere
borden al klaar en had het team reeds gewonnen. Mijn positite was ondertussen
ernstig verzwakt en het zag er naar uit dat ik zou gaan verliezen. Ik kreeg nog 1
poging tot een Houdini act, mijn tegenstander zag een eeuwig schaak over het
hoofd. Ik maakte daar gretig gebruik van en wist dus met een remise te ontsnappen.
Bord 6: Thomas 2 – 0
et was een heerlijke dag voor een leuke schaakpot. Ik had de witte stukken en dat
betekent dat ik 1. e4 zou gaan spelen. Mijn tegenstander reageerde met c6, de Caro-
Kann, en toen kreeg ik een glimlach die ik niet meer van mijn gezicht zou kunnen
krijgen; het beloofde een erg leuke pot te worden. De opening verliep als volgt: 2. d4 d5, 3. Pc3 dxe4, 4. Lc4 e6, 5. f3 exf3. Uit de opening heb ik alles gekregen wat ik
wilde: een open f-lijn en al drie stukken ontwikkeld, terwijl mijn tegenstander slechts
één stuk heeft weten te ontwikkelen. Om dit voordeel te blijven behouden, moest ik
zo snel mogelijk met een offensief komen. Dus de partij liep verder: 6. Pxf3 Pf6, 7. O-
O Le6, 8. Lg5 O-O en 9. Pe4. Deze zet lijkt een paard te hangen, maar aangezien
het paard op f6 gepend staat, is het niet mogelijk mijn paard te nemen. Mijn
tegenstander wist dit goed te verdedigen door Le7 te spelen. Dit forceerde mij
stukken af te ruilen, maar ik kreeg nu wel een extra tempo na de slagzetten. Dus 10.
Lxf6 Lxf6, 11. Pxf6+ Dxf6, 12. Pe5 De7 en 13. De2 Pd7. De volgende zet was van mij
niet zo accuraat volgens de computer, maar het zorgt wel voor heel veel druk. Mijn
tegenstander viel ervoor en hierdoor had ik een voorsprong gekregen. Met de hulp
van de open f-lijn, wist ik genoeg druk te zetten. De zetten gingen als volgt: 14. Pxf7
Pf6, 15. Pg5 Te8, 16. Tae1 Pd5, 17. De5 Tf8, 18. Txf8 Dxf8, 19. Tf1 De7, 20. Lxd5
cxd5 en 21. Tf7. Hiermee dreigde ik mat en viel ik zijn dame tegelijkertijd aan. Hij was
verplicht om mijn toren te nemen, als hij niet meteen wilde verliezen. Nu was het
alleen nog zaak om het uit te spelen. Ik had nog 30 minuten over, terwijl mijn
opponent nog meer dan vijf kwartier had, maar dat was genoeg tijd voor mij. Ik had
een simpel plan: mijn h-pion proberen te promoveren en ondertussen zijn pionnen
winnen. Dat lukte heel goed, omdat zijn koning erg open was en omdat ik in staat
was zijn loper en toren (die nog op hun thuisveld stonden!) te weerhouden van
ontwikkeling. Dus de partij liep als volgt af: 21. Tf7 Dxf7, 22. Pxf7 Kxf7, 23.Dc7+ Kg6, 24. h4 h5, 25. Dg3+ Kh6, 26. Dg5+ Kh7, 27. Dxh6+ Kg8, 28. De8+ Kh7, 29. h5 b6, 30. Dg6+ Kg8, 31. h6 Kf8, 32. Dxg7+ Ke8, 33. h7 La6 en 34. h8=T# [1-0]. Mijn
tegenstander had één klein foutje gemaakt dat hem fataal bleek te zijn. Na afloop zei
hij nog dat er nooit een moment was waar hij al zijn stukken goed kon ontwikkelen.
Het was een leuke pot tegen een leuke tegenstander.